Dood doet leven: in een dier of plant verzamelde voedingsstoffen komen na de dood beschikbaar voor andere dieren, planten, bacteriën of schimmels. Het is daarom belangrijk om gestorven dieren in de natuur te laten en dood hout niet op te ruimen.
Feiten en cijfers
1
De meeste dode dieren zijn al opgegeten en weggewerkt voordat mensen ze gevonden hebben.
2
Bij gebrek aan grote kadavers zijn rode wouw, zwarte wouw en raaf uit ons land vertrokken en vermoedelijk eerder ook al de monniksgier.
3
Aaseters verspreiden vlees en botten van dode dieren. Zo keren belangrijke mineralen terug in de kringloop in een groter gebied.
4
Tien procent van alle soorten op land is afhankelijk van dood hout. In een bos is dit zelfs veertig procent.
5
In 1750 leefde tweederde van de insecten langs de Rijn in een bepaalde levensfase op rivierhout, in 1985 was dit percentage bijna nul.
6
Micro-organismen breken dode planten en dieren af en brengen zo voedingsstoffen weer in de voedselketen.
Damhertschedel
Rode wouw © Han Bouwmeester
Dieren slepen met botten en verspreiden zo voedingstoffen en mineralen.
Omgevallen bomen zijn onmisbaar voor het ecosysteem.
Bomendam en oevererosie in Ingendael
Bodemdieren

 

 

 

Image
De waarde van grote kadavers

Dode dieren laten liggen

Wanneer dode dieren in de natuur mogen blijven liggen, wordt de Nederlandse natuur weer een stuk completer. De aanwezigheid van een dood dier is een makkelijke manier voor andere dieren om aan voedsel te komen. Een hele levensgemeenschap is ervan afhankelijk. Aaseters als raaf, zeearend, gier en tal van insecten, maar ook roofdieren als vos, das, wild zwijn, zwarte wouw, buizerd en marter eten graag mee. Naast deze grote dieren, leven tal van insecten van dode dieren, of zijn afhankelijk van de aanwezigheid van grote kadavers voor de voortplanting (zoals de oeveraaskever). Andere insecten en vogels als koolmees en spreeuw, eten op hun beurt deze insecten en hun larven.

Aaseters zijn belangrijk voor het verspreiden van voedingsstoffen uit gestorven dieren over een groter gebied. Door hun poep en door het verslepen van botten, huid en stukken vlees. Dit is met name belangrijk in voedselarme gebieden zoals op de hogere zandgronden als de Veluwe. Te veel stikstofneerslag uit de lucht heeft hier geleid tot verzuring van de bovenste laag grond en uitspoeling van essentiële mineralen. Calcium en fosfor uit de botten van gestorven dieren is daar zeer welkom voor allerlei soorten.

Image
Raaf op kadaver. Foto: Han Bouwmeester
Raaf op kadaver ©

Schimmels en bacteriën zetten de laatste restjes kadaver om in de mineralen waaruit ze zijn opgebouwd. Hieronder zitten rasspecialisten, waaronder de hoefzwam die de afbraak van beenderen en hoeven op zich heeft genomen. Dan zijn ook de hardste delen van een kadaver verteerd: de mineralen kunnen weer opgenomen worden door andere planten en dieren: de cyclus is rond. 

ARK zet zich met andere organisaties in om de acceptatie van dode dieren in de natuur te vergroten en de regels aan te passen die het achterlaten van kadavers verbieden. 
> Lees meer over het project Dood doet leven.

Dood hout in het bos

Afgestorven bomen met afbladderende bast, dode takken, stammen als een gatenkaas, vermolmde resten vol zwammen, omgevallen reuzen met een kroon van wortels zijn van groot belang voor de kringloop van leven in het bos. Vele soorten zijn ervan afhankelijk. In de jaren zeventig en tachtig kregen wetenschappers oog voor die rijkdom en drongen met succes aan op het laten liggen van dode bomen en takken. Nu natuurorganisaties meer voor eigen inkomsten moeten zorgen en houtproductie één van de opties is, kan er opnieuw een tekort aan dood hout ontstaan voor een compleet ecosysteem. Daarom is hernieuwde aandacht voor het belang van dood hout noodzakelijk. 

Dood hout is naast een voedselbron ook belangrijk voor het vasthouden van water. Als dit in droge, hete periodes verdampt, helpt dit als een natuurlijke airco het bos koel te houden.
> Lees meer over de sleutelrol van dood hout in het bos.

Dood hout in de rivier

Op de oevers van onze grote rivieren groeiden vroeger weelderige ooibossen van eiken, iepen en zwarte populieren, behangen met klimplanten en een thuis voor talrijke zangvogels. Door het afkalven van die oevers storten grote bomen soms in de rivier. Verder dreven afgevallen takken en oude stammen mee met de stroom. Dit rivierhout bood aanhechtingsplaatsen voor larven van algenfilteraars: eendagsvliegen, dansmuggen, kriebelmuggen en kokerjuffers. Deze insectenlarven waren op hun beurt het stapelvoedsel voor vele soorten vissen, die op hun beurt weer op het menu stonden van grotere vissen, de otter en tientallen soorten vogels.

De bossen op de oevers werden gekapt en vervangen door grazige uiterwaarden. Hout dat toch nog in het water kwam werd (en wordt) uit de rivieren gehaald om de scheepvaart ruim baan te geven.  Daardoor spoelen algen, die eerder door de insecten-larven uit het water gefilterd werden, ongebruikt naar zee. In de herwilderde uiterwaarden en ooibossen langs de Maas en Waal is gelukkig wél plek voor rivierhout. Uitgestorven gewaande insecten keren hier spontaan terug.  
>Lees meer over de sleutelrol van rivierhout. 

Poep moet/doet leven

In de kringloop van de natuur bestaat geen afval. Alles wordt hergebruikt - dus ook poep. Vliegen en mesttorren zijn er veldmestkevers, hoornmestkevers, mestzwemtorren, vlinders, slakken, duizendpoten, pissebedden, mijten, springstaarten en wormen te vinden op poep. Al dat leven trekt vervolgens rovers aan zoals kortschildkevers, spiegelkevers, sociale wespen, graafwespen, schildwespen, mieren, libellen, padden, vogels en zoogdieren zoals das en egel.
Van de paddenstoelen zijn de vlekplaten, de mestzwammen en de mestinktzwammen het opvallendst.

Uiteindelijk komen de voedingsstoffen via deze dieren (ook weer via poep of hun kadaver) beschikbaar voor planten. Vaak hebben plantenzaden een hele reis afgelegd door het maag-darmkanaal van een grazer. Dit maakt de schil om zaden dunner zodat het zaad sneller kan kiemen.  
>Lees meer over de sleutelrol van poep.

Bodemleven maakt de cirkel rond

In een gezonde bodem krioelt het van het leven. Micro-organismen, zeer kleine ongewervelde dieren en schimmels, breken samen dode planten en dieren af en brengen de voedingsstoffen weer terug in de voedselketen.

Een rijk bodemleven zorgt kortom voor een goede biologische afbraak van organisch materiaal tot humus, waarin de celstructuur van de oorspronkelijke bestanddelen door vertering uit elkaar gevallen is en waarin de voedingsstoffen weer opneembaar zijn voor planten. Zo’n gezonde bodem met een rijke humuslaag is veel beter in staat om deze voedingsstoffen in de bovenlaag vast te houden dan een bodem waar deze ontbreekt. Niettemin spoelen er altijd voedingsstoffen uit naar diepere bodemlagen. Gravende dieren en goed, diep wortelende planten, geholpen door schimmels, kunnen een deel van deze mineralen ter plekke weer naar boven halen. Een ander deel zal via kwelwater op andere plekken in het landschap aan het oppervlak komen en daar weer beschikbaar zijn voor planten en dieren.

Toch gaan we lang niet altijd zorgvuldig met het bodemleven om: eeuwenlange roofbouw en verzuring leidt tot het verdwijnen van voedingsstoffen. Vooral zandgronden zoals die van de Veluwe zijn hierdoor uitgeput.
> Lees meer over de sleutelrol van bodemleven.