Verspreidt de wilde kat zich in Zuid-Limburg? Waar zit dit schuwe roofdier verborgen? In de winter van 2022 zette een ARK-stagiaire camera’s in drie Zuid-Limburgse bossen om antwoord te vinden op die vragen. Eén wilde kat kwam voor de lens. Of waren het er toch twee?
Op veertig plekken in drie bossen van Natuurmonumenten werden aan het eind van de winter opnames gemaakt met wildcamera's: de Schinveldse bossen (300 ha; gemeente Beekdaelen), IJzeren bos (100 ha; gemeente Echt-Susteren) en Biebosch (50 ha; gemeente Valkenburg). Daarna begon het tijdrovende foto’s kijken.
Alleen in het kleine Biebosch kwam een wilde kat voor de lens. Dat hier de wilde kat leeft is goed te verklaren. Het bos is één van de vele hellingbossen die het Geuldal rijk is. Het vormt met deze bossen een min of meer aaneengesloten corridor die het heuvelland met het Maasdal verbindt. Vanuit de omgeving van Vaals en Epen (Boven-Geuldal) waar al twintig jaar enkele wilde katten leven, trekt deze soort nu richting het Beneden-Geuldal. Met het Biebosch als voorpost.
In de Schinveldse bossen werd tijdens dit onderzoek géén wilde kat waargenomen, hoewel de bossen op zo’n 15-20 km van de dichtstbijzijnde bekende vindplaats van de wilde kat liggen. Al zijn er veel barrieres in het tussengelegen landschap, het is een afstand die voor de soort te overbruggen is. En al is er één keer een wilde kat gesignaleerd in de gemeente waarin het IJzeren bos ligt, nu kwam het dier daar niet poseren.
Andere dieren
Er kwam weliswaar geen wilde kat in beeld in de Schinveldse bossen, maar wel andere roofdieren als vos, das, boommarter en de exotische wasbeer. Ze werden vaker gefotografeerd op plekken waar het bos meer ondergroei heeft, dan op plekken met minder ondergroei. In het bosgebied werden daarnaast veel muizen gespot, geliefde prooien van de wilde kat. Dat maakt de Schinveldse bossen zeker geschikt als toekomstig leefgebied van de wilde kat.
In het IJzerenbos waren de waarnemingen vergelijkbaar, al was de samenhang tussen bosstructuur en aantal roofdieren hier minder duidelijk. In het Biebosch waren er vergeleken met de andere twee bossen opvallend veel waarnemingen van de das.
Grijze strepen
Zes weken fotograferen en dan één wilde kat zien, is dat niet een beetje teleurstellend? “Dat we ze niet zien wil niet zeggen dat ze er niet zijn, al geeft dit wel een indicatie”, zegt Hettie Meertens, bioloog van ARK. “En tijdens de presentatie van het onderzoek door de stagiaire kregen we nog een verrassing ook. Ik heb trouwens ook nog een huiskat op de foto, zei ze. Laat eens kijken dan? Het is moeilijk met zekerheid te zeggen, maar die kat had toch heel wat wildkenmerken. Mogelijk is het een kruising tussen wilde kat en huiskat.”
Kortom: een wilde kat vinden is één, een wilde kat herkennen is twee... Zelfs voor experts is het soms moeilijk. “Eigenlijk kan bij twijfel alleen dna 100% zeker uitsluitsel geven. Maar dan moet je haren verzamelen of een kat voor de camera zien poepen en je dan naar het bos haasten om dat drolletje op te halen voor analyse. Zoveel geluk hebben we nog maar één keer gehad.”
Dit wildekattenonderzoek werd gedaan door Annabel Meijers, student Biologie, Ecologie en Natuurbeheer van de Universiteit Utrecht.
.