De Brabantse leembossen behoren tot de soortenrijkste bossen van Nederland. In het rijke Brabantse land, in Het Groene Woud, vormden mensen sinds vele duizenden jaren de omgeving naar hun hand. Sommige gronden bleken te nat om fatsoenlijk te ontginnen. Die stukken zijn veelal als natte bossen bewaard gebleven. Hoewel de leembossen allemaal een functie hebben gekregen en met populieren zijn beplant hebben de Brabantse Leembossen een unieke biodiversiteit behouden.
Natuur kan los op Savendonk en Leemskuilen
Nu geven we in Het Groene Woud stukjes Brabants land terug aan de natuur, die hier in de vorm van beekdalen en leembossen een rijkdom kan hervinden die we bijna waren kwijtgeraakt. Dit is de essentie van rewilding: ruimte, natuurlijke processen en tijd, teruggeven aan de natuur. ARK zorgt voor het begin, de herstelkracht van de natuur doet de rest. En in Leemskuilen en Savendonk is de natuur los!
Aan het woord is Nico de Koning, ecoloog bij ARK Rewilding Nederland. Hij vertelt over het proces van ‘intelligent een stapje terug doen’. “We staan hier op een bijzondere, complexe bodem: verschillende lagen leem liggen hier in de ondergrond. Achtergelaten na de laatste ijstijd. Vroeger groeven mensen naar die leem, voor het bouwen van huizen, stallen, ovens. Daar komt de naam Leemskuilen ook vandaan. We staan hier naast Savendonk, ook al zo’n laagte (een donk is een laagte in het landschap), dat met 25 hectare veel groter is. Beide gebieden liggen tegen De Geelders aan, één van de mooiste Brabantse Leembossen.
Toen ik hier zo’n drie jaar terug voor het eerst kwam, was dit intensief boerenland, soortenarm en door bemesting-voedselrijk. Maar de herstel-potentie was ook meteen duidelijk: dit gebied ligt tegen mooi bosgebied aan, met veel soorten en een heel mooie bosrand en met een leemlaag in de bodem die voor unieke hydrologische kansen zorgt. In die bosrand stonden dode populieren die het gebied al in wilden vallen (maar dat mocht toen nog niet). Aan de oostkant van Leemskuilen liggen graslanden van Staatsbosbeheer waar vaak een geelgors zit te zingen. Je kan dus met recht spreken van een ontbrekende schakel voor de natuur van Het Groene Woud. Die hebben we nu dus kunnen herstellen.”
“Toen het dit voorjaar zoveel regende zagen we in actie hoe het gebied nu hydrologisch wérkt. Dat is, samen met de bodem, de basis voor de natuur! Vanaf nu mag de natuur het zelf doen en ik heb er alle vertrouwen in dat het geweldig mooi wordt.” - Nico de Koning, ecoloog ARK Rewilding Nederland
Missie: water vasthouden
De natuurontwikkeling van Leemskuilen werd tegelijk aangepakt met het naastgelegen, en veel grotere Savendonk (25 hectare! Naar Nederlandse maatstaven echt een groot gebied voor natuurherstel). Samen met bodemkundige en hydroloog Joris Schaap hebben we gekeken hoe de potentie maximaal benut kan worden. Nico beschrijft het proces en de denkstappen daarin: “Het gebied was ingericht voor landbouw, geëgaliseerd (vlak gemaakt) en met kleine en grote sloten om het terrein goed te kunnen ontwateren. We hebben eerst heel goed uitgezocht hoe de ontwatering was geregeld en hoe het (grond)water zich gedroeg op het leem in de bodem en de wat de potentiële natuurlijke grondwaterdynamiek is. Daarnaast hebben we gekeken wat het natuurlijke reliëf hier is, en welke soorten er voorkomen. Daarvoor hebben we goed gekeken naar wat we buiten zagen. Zo stonden er op een plek best een aantal Gulden boterbloemen langs een greppel te overleven, dat zegt dan toch iets over de potentie die daar ligt.” Nico en het team van ARK besloten tot het omleggen van een zogenoemde ‘A-watergang’ – een flink afwaterende hoofdsloot van bijna 2 meter diep die veel kwel- en grondwater weg liet lopen – en deze wordt nu omgeleid. Om het gebied heen, langs een weg. Voor de landbouw in de omgeving maakt dat niet uit en de natuur is véél beter af: ongeveer 8 hectare van Leemskuilen kan nu z’n water vasthouden, daar vindt geen ontwatering meer plaats. En dat is cruciaal voor de planten en dieren in het gebied.
Er werd nogal wat grond verzet: alle gegraven watergangen zijn gedempt met de grond die vrij kwam bij het ij graven van een slenk die een natuurlijke laagte in het landschap volgt. Alle lage delen van het gebied zijn nu nat. “Wat we hersteld hebben is een ‘wisselvochtig systeem’. Hier zitten leemlagen op wisselende dieptes, van zo’n 80 tot 120 cm., en daaronder zitten nog weer andere lagen leem van wisselende dikte. Al met al een bodem waar water maar heel spaarzaam in kan doordringen. Maar hydrologisch wel heel interessant, want hier gebeurt iets heel opmerkelijks!
Wisselvochtig systeem met oersoep
Na de zomer neemt de verdamping af, regenwater dat dan valt zakt in de bodem en blijft daar op de leemlagen staan. Ook na hevige regen blijft water in de slenken staan en zakt dan, heel langzaam, in de bodem. Wat zo bijzonder is in het Groene Woud dat je op deze plekken een miljoenen-jaren-oud garnaalachtig beestje vindt, met de klinkende naam oranjeblauw zwemmend geraamte. In de nieuwe situatie wateren de slenken bij extreme neerslag af op het bestaande stelsel van sloten in de omgeving om proberen met wateroverlast in de omgeving te voorkomen. In de leemlagen zitten fossiele schelpresten. Moerasslakjes uit een ver verleden die hun invloed op de natuur nu nog doen gelden: ondanks dat regenwater, dan van nature vrij zuur is, in de bodem belandt, wordt dit wanneer het lang genoeg in aanraking komt met de leem en over de leemlagen afstroomt chemisch verrijkt met de kalk uit de slakjes in de bodem en krijgt het water de eigenschappen van kwelwater, dat kalk- en mineraalrijker is dan regenwater. Normaal groeien op regen- en op kwelwater deels andere planten (en is de begroeiing op mineraalrijker kwelwater veel soortenrijker). Op het regenwater van De Leemskuilen groeien dus de kwelwatersoorten op een regenwater-met-oerslakjes-brouwsel.
Regen aan de knoppen
In de zomer droogt Leemskuilen uit. Dit is onderdeel van de normale waterdynamiek van het gebied. Afhankelijk van de regen kan het gebied dus een totale metamorfose ondergaan. De plantenwereld reageerde onmiddellijk op de natuurontwikkeling van het gebied. Nico vertelt: “Waterranonkel kwam meteen in de slenk tevoorschijn, net als veldrus. De waterranonkel dook zo snel op, en kwam voor het werk in het gebied niet voor, dat het misschien wel zaad wel uit de zaadbank in bodem moet zijn! Ook veldrus kwam meteen tevoorschijn en is een indicatie voor bodemwater dat in beweging is op een schuin liggende leemlaag. Als straks de vegetatie echt goed op gang is gekomen krijg je een gebied waar het water eerst in de bodem wordt opgenomen en daarna, wanneer de bodem verzadigd is heel langzaam door de slenken heen sijpelt. Zo helpt het gebied om, als een spons, de grote hoeveelheden regen die we soms hebben opnemen, om die langzaam weer af te staan in droge perioden.
Broedende kluut staat plek weer af
In het naastgelegen perceel, Savendonk, gebeurde meteen iets bijzonders. De eerste kluten van Liempde/ Het Groene Woud sinds mensenheugenis. Nu zijn de kluten tijdelijke verschijningen in Het Groene Woud, want ze zoeken natte open gebieden op, en zo open als het gebied nu nog is, zal het niet blijven. Ook vier paar kieviten vonden het gebied. Wintertaling en bergeend vonden het water, kraanvogels besloten op het laatst om toch een andere landingsbaan uit te zoeken. Bosruiter en witgat waren wel meteen overtuigd. We staan nu aan het begin van de ontwikkeling, van de opeenvolging van verschillende stadia in de ontwikkeling van het gebied. “Het wordt echt een gebied om te gaan volgen de komende jaren. Geen jaar zal hetzelfde zijn en langzaam maar zeker maken de pioniersoorten plaats voor hun opvolgers. Deze ontwikkeling in de natuur is de natuurlijke successie/ ontwikkeling van soorten. Met het verstrijken van de tijd wordt de natuur er steeds soortenrijker in ieder geval uitbundiger en massaler, maar de soorten van het ‘pioniersstadium’ maken plaats voor andere. En in potentie is dat een heel spannend rijtje. Hoe ziet de toekomst van Savendonk en Leemskuilen er dan uit? “Er zal een doorstroommoerasvegetatie in de slenken tot ontwikkeling komen. Daarbij horen moerasplanten én soorten die het in de drogere periode ook goed doen. Dotterbloemen bijvoorbeeld, en zeldzamere bomen zoals de fladderiep en haagbeuk. Je hoort over een paar jaar misschien de roep van grauwe klauwieren, en misschien wel een draaihals! We hopen natuurlijk dat de zwarte ooievaar ons gebied weet te vinden. En vergeet daarnaast leuke vlinder soorten niet zoals grote weerschijnvlinder. Onder invloed van extensieve begrazing (met weinig dieren in verhouding tot de oppervlakte van het gebied) kan de ontwikkeling naar bos op de ene plaats zo lang mogelijk worden opgerekt terwijl op een andere plek de ontwikkeling naar bos juist snel gaat als grazers daar niet komen. Hierdoor ontstaat een nog veel natuurlijker systeem. Natuur heeft de tijd nodig! Een snelle sprint naar ‘gesloten bos’ is helemaal niet zo natuurlijk als we lijken te denken.
Sleutelbloemen en sleutelsoorten
“Als ultieme einddoel zie ik een halfopen bos voor me. Met zwarte ooievaars in een oude boom en kamsalamanders in het water en een koor van boomkikkers uit het struweel. Grote weerschijnvlinders fladderen hier dan rond, en daarvoor is de boswilg dan weer onmisbaar. Die groeit hier al in de buurt. In de slenk kom je het oranjeblauw zwemmend geraamte tegen, een oerkreeftje dat hier in het Groene Woud nog leeft. Ook orchideeën kunnen hier groeien: rietorchis, of brede orchis… Beide soorten zijn niet zo superzeldzaam en kunnen ook op deze oude landbouwbodem best weer terugkeren. De erfenis van het voormalig landbouwgebied kunnen we weliswaar niet helemaal uitvlakken: de voedselrijkdom van het gebied is hoger dan het hier van nature zou zijn. Daarvoor zit er te veel fosfaat in de bodem opgeslagen. Maar door het terugbrengen van veel overgangen, gradiënten, is er veel mogelijk. Het natuurlijke proces van begrazing is onze ‘ontsnapping’ aan het voormalige landbouwgebruik: op de rijkste bodems groeit het sappigste gras, de meest malse blaadjes. Reeën, runderen, paarden, wie dan ook: grazers zullen op de meest voedselrijke plekken het meest frequent gaan eten, waarmee ook die voedselrijke plekken op termijn natuurlijker, dus voedselarmer, kunnen worden. Dan komen op termijn slanke sleutelbloem, bosanemoon en wie weet ook de eenbes hier weer terug. Op hun eigen natuurlijke voorwaarden en tempo. En als we echt wild denken? Dan zouden wilde zwijnen hier ook een sleutelrol kunnen spelen, door het omwoelen van grond waarop ook de pionier-plantensoorten van nu zich op termijn tóch weer terug in Savendonk en Leemskuilen kunnen vestigen. Dan is de rewilding van Leemskuilen en Savendonk compleet.”