Nederland bestaat uit een mozaïek van grote en kleine natuurgebieden, landbouwgebieden, en verder uit dorpen, steden en industriegebieden. Over deze lappendeken ligt een netwerk van wegen, spoorwegen en kanalen. Daardoor is het voor veel dieren niet mogelijk vrij door het Nederlandse landschap te trekken. Het aaneenschakelen van natuurgebieden is belangrijk voor de grazers en hun functioneren in de natuur.
Ecologische samenhang
Grote grazers vervullen een sleutelrol in de natuur. Duizenden planten- en diersoorten zijn direct of indirect afhankelijk van grote grazers. Ze zijn met de natuurlijke begrazing mee geëvolueerd en hebben zich aangepast aan de begrazingspatronen van de grazers, hun mest, of aan de grazers zelf (roofdieren, parasieten). Vooral de grotere grazers drukken met hun gesnoei, geschil en gegraas, hun stempel op het landschap. Ze zorgen voor een afwisselende, structuurrijke begroeiing, die varieert van laag tot hoog en van open tot gesloten.
De veelzijdige invloed van deze grazers op natuur en landschap wordt tegenwoordig echter beperkt omdat ze gehinderd worden in hun natuurlijke trekgedrag. Soms zelfs verblijven de grazers permanent in gebieden die ze in vrijheid nooit zelf zouden uitkiezen, hooguit tijdelijk.
Hoe het was
In een ver verleden verbleven grote grazers als edelhert, paard en rund niet altijd op dezelfde plekken. Niet gehinderd door prikkeldraad, infrastructuur of bebouwing, bewogen de dieren vrij door het landschap, gestuurd door onder meer voedselbehoefte en -beschikbaarheid, aanwezigheid van drinkwater, beschutting, schaduw of geschikte voortplantingsplekken. Ofwel opgejaagd en verdreven door rivaliserende soortgenoten, predatoren of gevaren zoals overstromingen of brand. Niet alleen over de seizoenen, maar ook gedurende de dag verhuisden ze van het ene naar het andere voedselgebied en tussendoor bezochten ze geschikte plekken om te herkauwen of te rusten.
Seizoensmigratie hield vaak verband met het opkomende water. De voedselrijke overstromingsvlaktes van onze rivieren en de kwelders aan de kust, trokken in het groeiseizoen grote aantallen hoefdieren aan. Maar ’s winters en in het voorjaar zorgden overstromingen er echter voor dat het voedsel onbereikbaar was. Daarom verplaatsten de grazers zich van de laag gelegen voedselrijke gronden naar de hoger gelegen droge, maar schrale gronden.
Hoe het is
Grote grazers kunnen in Nederland niet meer zoals van oorsprong meeschuiven met de omstandigheden (zoals voedselaanbod). Uitgestrekte natuurlijke landschappen zijn versnipperd geraakt. Natuurgebieden liggen geïsoleerd en zijn omgeven door agrarische graslanden, akkers en productiebossen. De afstanden tussen natuurgebieden zijn vaak groot en onoverbrugbaar. Dat dit allerlei problemen veroorzaakt voor de flora en fauna zal bekend zijn. Populaties raken geïsoleerd, verarmen genetisch en herstellen niet meer van (al dan niet natuurlijke) dips. Ook de ecologische sleutelrol van de grazers komt bij versnippering niet goed uit de verf.
Herstel van de ‘mineralenpomp’
Door geïsoleerde gebieden met elkaar te verbinden kunnen de grazers weer trekken. Bijvoorbeeld tussen schrale, zure zandgronden en voedselrijke rivierdalen. Het grote ecologische belang hiervan is dat mineralen verplaatst worden. Dit kan op verschillende manieren. Heel direct bijvoorbeeld doordat de dieren die ’s winters op de arme, droge zandgronden sterven, daar met hun kadaver kostbare mineralen achterlaten. De verspreiding van hun botten door aaseters betekent automatisch een verspreiding van voedingsstoffen. Deze ‘mineralenpomp’ is belangrijk omdat een overschot aan stikstof op veel plekken in Nederland heeft geleid tot uitspoeling van essentiële mineralen. Dit leidt tot verzuring van de grond en tekorten aan mineralen, waardoor kwetsbare planten en dieren verdwijnen.
Zaadverspreiding
Rondtrekkende grazers verspreiden ook veel plantenzaden. Tal van planten hebben weerhaakjes aan hun zaden en laten die aan de vacht van grazers van het ene naar het andere gebied vervoeren. Weer andere zaden worden opgegeten, maar niet verteerd en worden via de mest naar andere gebieden gebracht. Vruchtdragende bomen en struiken zijn zelfs in deze wijze van transport gespecialiseerd. Al die rondtrekkende grazers zijn zo ideale zaadverspreiders. Ook kleine, door bos omgeven open gebieden kunnen zo door plantenzaden worden bereikt.
Netwerk van natuur
Door het oplossen van ontbrekende verbindingen kunnen dieren zich gemakkelijker verplaatsen tussen verschillende natuurgebieden en worden de leefomstandigheden voor planten en dieren bevorderd. Daarom wordt in Nederland gewerkt aan het creëren van het NNN, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS). Dit is een netwerk van al bestaande, maar ook nieuwe natuurgebieden die met elkaar verbonden zijn. Het netwerk is echter nog niet compleet. Er ontbreken nog veel gebieden en verbindingen. Daarom probeert ARK op zoveel mogelijk plaatsen in Nederland nieuwe natuurgebieden te ontwikkelen die zorgen voor deze essentiële verbindingen. Inclusief de grote grazers! Die zijn immers hard nodig om ook al die plantensoorten aan de overkant te krijgen.