De zwarte wouw komt de laatste jaren weer voor in Nederland. Sinds 2011 broedt deze roofvogel in de provincie Noord-Brabant en ook dit jaar is het een paartje gelukt een nest jongen groot te brengen. De kans om een zwarte wouw te spotten wordt dus steeds groter, maar nu is deze aaseter en jager ook op beeld vastgelegd. Dat is bijzonder nieuws, want het is de eerste keer dat het is gelukt met een wildcamera in Brabant.
De zwarte wouw, niet te verwarren met de rode wouw, buizerd of bruine kiekendief, is in vlucht te herkennen aan zijn ondiep gevorkte staart. Verder is de zwarte wouw donkerbruin en heeft zijn kop een wat lichtere kleur. In alle opzichten is hij ook minder bont dan de rode wouw. Naast een groot aanpassingsvermogen en een groot verspreidingsgebied heeft deze roofvogel een divers dieet, aangepast aan zijn omgeving. Zo staan vogels, vissen, kleine zoogdieren, insecten en aas op het menu. Hij zoekt zelf voedsel in lage vluchten of op de grond, maar staat ook bekend om het stelen van prooi van andere vogels.
Dood doet Leven
De zwarte wouw is op beeld vastgelegd in het zuidoosten van Brabant. Om verstoring te voorkomen wordt de exacte plek niet onthuld. Het gaat om een locatie waar in het kader van ‘Dood doet Leven’ onderzoek wordt gedaan naar de invloed van kadavers op de natuur. Dode dieren zijn tenslotte onmisbaar in de natuur, ze dienen als voedselbron voor andere dieren en insecten. Dood doet Leven promoot het terugleggen van valwild (aangereden dieren) in de natuur. Hierdoor krijgen aaseters, zoals de raaf en zwarte wouw weer een kans in onze natuur. Wildcamera’s worden gebruikt voor de monitoring van reekadavers die in het verkeer zijn omgekomen. Op de camerabeelden zijn verschillende dieren te zien, waaronder raven, vossen, buizerds en wilde zwijnen. De zwarte wouw was nog niet eerder op de camera’s vastgelegd.
Zwarte wouw plukt
De zwarte wouw is een vogel die maar zelden in Nederland te zien is; in 2016 waren er nog maar 3 broedparen. Een vermoeden waarom zwarte wouwen zich ook nog niet eerder lieten vastleggen bij teruggelegde reekadavers is omdat deze kadavers mogelijk niet toegankelijk voor ze zijn. Een aangereden ree is vaak nog intact met uitsluitend inwendige verwondingen of een verwonding op een bepaalde plek. Een jagende zwarte wouw plukt vaak prooi of aas van het oppervlak met zijn poten. De veronderstelling is dan dat de zwarte wouw wel van een kadaver eet, als het kadaver open is en er kleinere stukken vlees te halen zijn. Een roofdier als de wolf zou bijvoorbeeld kunnen zorgen voor toegankelijker kadavers van bijvoorbeeld reeën. Een wolf opent een prooi bij de buik, verwijdert de ingewanden en in veel gevallen wordt het dier versleept. Zo ontstaat ruimte om het vlees en de organen te eten. Een wolf eet niet alles op, zo blijven de maag en darmen, stukken huid en bot verspreid liggen.
Bij wolvenprooi
Om te testen of de zwarte wouw wel aas eet van een toegankelijk kadaver zijn wolvenprooien nagebootst. Echte prooikadavers zijn in Nederland immers nog niet wijdverspreid. Op enkele locaties zijn daarvoor open reekadavers met kleinere losliggende stukken neergelegd. Op andere onderzoekslocaties in de buurt zijn tevens dode vissen neergelegd. Hoewel overige aaseters als buizerd, wild zwijn, vos en tal van insecten al hun voordeel deden met de nagebootste prooikadavers, heeft de zwarte wouw zich tot nu toe nog niet laten zien. Het onderzoek loopt nog. Wel is hij nu aangetroffen op de dode vissen, waarbij te zien is hoe hij zijn prooi meeneemt in de lucht.
Brabantse gastvrijheid begint met een goede maaltijd
In Brabant werkt ARK Natuurontwikkeling samen met Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, de Stichting Afhandeling & Monitoring Fauna-aanrijdingen (SAMF), Aaskeverwerkgroep EIS Kenniscentrum Insecten en Wageningen University & Research (WUR), met steun van de provincie Noord-Brabant. De samenwerking is gericht op het terugbrengen en behouden van een aantal soorten door te zorgen voor dode dieren - hun voedselbron - in de natuurlijke kringloop. Het gaat om zowel vogels (raaf, zeearend, zwarte en rode wouw) en zoogdieren (onder meer de wilde kat) als insecten (onder meer grote weerschijnvlinder, koemestpillendraaier (Onthophagus vacca) en aaskortschildkever (Emus hirtus). Het zijn rode lijst-soorten die schaars en/of zeldzaam tot zeer zeldzaam zijn. Aas in de vorm van dode dieren is voor genoemde soorten een essentieel onderdeel om te kunnen eten en om zich voort te kunnen planten.