Toen ik aan het eind van 2019 een afstudeerstage zocht, viel mijn oog op een onderzoek waarbij werd gekeken naar de invloed van Gallowaystieren op de soortenrijkdom in zogenaamde 'stierenkuilen', gemaakt door elkaar imponerende stieren. In 2019 had Jeroen Helmer van ARK voor de eerste keer een onderzoek uitgevoerd naar de dynamiek en insectensoorten in zes stierenkuilen op vier locaties in de Ooijpolder bij Nijmegen. Omdat dit onderzoek vooral gericht was op de insectenrijkdom, is besloten om ook een onderzoek uit te voeren naar de invloed van de kuilen op de vegetatie.
Achtergrond en onderzoek
Duizend jaar geleden verdwenen de grote wilde grazers uit ons landschap en daarmee de stierenkuilen. De verwachting is dat door het verdwijnen van stieren en stierenkuilen, ook de dynamiek die ontstaat door het aftrappen van de grond is verdwenen. Wat juist heel belangrijk lijkt te zijn voor bepaalde insecten en pionierplanten.
Met de terugkeer van begrazing door wild levende runderen en paarden sinds enkele decennia, lijken na lange tijd ook weer stierenkuilen terug te zijn in het Nederlandse landschap. Sinds 2003 zijn ze ook weer in de Ooijpolder te vinden. Uit onderzoek van Rutten uit 2020 blijkt dat de hier door stieren gecreëerde kuilen kleine biodiversiteitshotspots lijken te zijn, en dit vooral komt door een toename in dynamiek. De verwachting van ARK is dat deze dynamiek dan ook zorgt voor een grotere soortenrijkdom aan plantensoorten.
Om te kijken of dit klopt heb ik gekeken wat de gevonden vegetaties zeggen over de standplaatscondities. Hieruit blijkt dat er nauwelijks verschil is in onder andere zuurgraad en voedselrijkdom tussen de kuilen en hun directe omgeving. Het verschil lijkt vooral te maken te hebben met verschillen in dynamiek, grondsoort en hoogteligging/inundatie (overstroming of niet). Wel is vastgesteld dat de kuilen de heterogeniteit, of diversiteit, van de flora vergroten.
Hoewel dit een duidelijke uitkomst lijkt, zijn er nog wel wat verbeterpunten voor mijn onderzoek. Achteraf gezien was het misschien verstandiger geweest om meer vegetatieopnames te maken in de directe omgeving van de kuilen. Er zijn namelijk in totaal 22 opnames bij kuilen gemaakt, terwijl er maar 11 opnames zijn gemaakt in de directe omgeving van de kuilen. Daarnaast zijn zaken als de voedselrijkdom en het vochtgehalte afgeleid van de vegetatie, waardoor deze minder nauwkeurig zijn dan wanneer zij in het veld zouden zijn opgenomen.
Stierenkuilen als natuurlijk proces
In natuurlijke kuddes, waarin meerdere stieren leven, vechten de bronstige stieren onder invloed van hormonen om het recht om vrouwtjes te dekken. Dat gaat met het nodige imponeergedrag gepaard. De stieren schrapen met de poten over de grond, slaan met hun kop gaten in de bodem en gooien de losse korrels zand over zich heen. Het graven en schrapen zorgt voor een kuil in de grond, die steeds opnieuw wordt gebruikt omdat deze zandiger en losser is dan de bovengrond. De stieren trappen de grond vaak open vanuit een bepaalde hoek, waardoor op één kant van de kuil een steilrand ontstaat (waar het bodemmateriaal wordt afgetrapt), en waar recht tegenover het materiaal wordt uitgegooid. Deze kuilen verschillen vooral van de directe omgeving in mate van openheid en dynamiek. Kuilen die langere tijd niet worden gebruikt gaan qua begroeing weer terug richting de vegetatie van de directe omgeving.
Mijn eigen ervaring
Toen ik begon met mijn onderzoek wist ik nog erg weinig over het belang van natuurlijke processen en welke invloed zij hebben op de (uiterwaarden)natuur van Nederland. Doordat ik vaak naar de Ooijpolder toe ben geweest en veel heb kunnen leren van experts als Jeroen Helmer, is mijn blik op natuur in Nederland totaal veranderd. Ik heb nu veel meer kennis over de ecologie achter de natuur die wij als bezoekers van een gebied zien. Naast een leerzame ervaring was het onderzoek doen ook vooral een ontspannende en sociale ervaring. Door veel in het veld te zijn, vooral in de zomer, raakte ik erg ontspannen. En doordat er veel mensen geïnteresseerd waren in het onderzoek, kwam ik er ook achter hoe goed ik eigenlijk ben in het overbrengen van kennis en informatie aan andere mensen. Over het algemeen was het hele onderzoeksproces dus een grote gezellige bezigheid waar ik ook nog veel van geleerd heb.
Rens de Graaf, student Bos- en natuurbeheer aan Van Hall Larenstein, Velp