Stel je voor: Rotterdam, de Erasmusbrug, kantoor- en woontorens die 150 meter de lucht in steken. De lunch is aangebroken en mensen stromen de gebouwen uit op zoek naar een lekker broodje of een frisse neus. Jij bent de meeste mensen voor en zit al een poosje op een bankje op de zuidkade van de haven. Je kijkt uit over een groene oase met wilgen, riet en kleurrijke oeverplanten. Twee scholeksters zoeken naar wormen die zich in de modderige bodem hebben verscholen tijdens laagtij. Een groot vrachtschip op de Nieuwe Maas passeert. Golven komen onder de Rijnhavenbrug, breken tegen de brugpijlers en slaan vervolgens zachtjes tegen de oever. Het is zomervakantie. Twee kinderen staan met schepnetten te spelen. Je ziet hoe ze voorzichtig een visje uit het net halen en in een emmer stoppen om vervolgens weer terug het water in te laten. Je drinkt je laatste slok koffie en werpt nog een blik over het water voordat je jouw werkdag weer hervat.
Dit is de toekomst van getijdenparken. Het centrum van Rotterdam ligt aan een estuarium, een plek waar de rivieren uitlopen in de zee. Het is een bijzonder gebied, want het is de enige open doorgang van de Rijn-Maasdelta. Ga maar na, het Haringvliet is (half) afgesloten door de Haringvlietdam, Grevelingen door de Brouwersdam en de Oosterschelde door de Peilerdam en de Oosterscheldekering. Dit maakt de Nieuwe Maas een van de weinige plekken waar een geleidelijke overgang van zoet en zout water aanwezig is. Het tij zorgt tweemaal daags voor een eb-vloed verschil van maar liefst 1,7 meter! Deze aspecten maken de Nieuwe Maas een belangrijke route voor trekvissen. Het is leefgebied voor vogels, vis, wormen, kreeftachtigen, schelpdieren en planten. Bij elkaar noemt men dat getijdennatuur.
Tot voor kort was er hier nauwelijks getijdennatuur meer over. Afgelopen 135 jaar heeft het gebied een complete transformatie ondergaan. Door verstedelijking is het zanderige estuarium veranderd in een estuarium van steen en beton: Rotterdam zoals we het nu kennen met haar havens en kilometerslange kades. Vroeger, toen hoogstedelijk Rotterdam nog niet bestond, ging het estuarium nog zijn eigen gang. De stromingen en het getij vormden vanzelf zandplaten en geulen. De hoger gelegen delen van zandplaten raakten begroeid en ontwikkelden tot wilgenvloedbossen. Het belangrijkste gevolg van de verstedelijking is het verdwijnen van intergetijdengebied, de zone die elke dag overspoeld wordt door het tij. Waar voorheen deze bestond op langgerekte zandplaten bevindt de intergetijdenzone zich nu voornamelijk op kademuren. Een worm kan zich niet meer ingraven, een krabbetje kan niet tegen een verticale muur op lopen en een jonge vis kan niet meer in ondiepe zones schuilen tijdens hoogtij. Al met al heeft deze verandering ertoe geleid dat de biodiversiteit in het havengebied drastisch is afgenomen in 135 jaar.
Hoe ga je van een betonnen bak weer terug naar getijdennatuur? Dat heb ik me afgevraagd in mijn onderzoek over de Rijnhaven. De focus lag op oevers en hoe deze op verschillende manieren habitat kunnen creëren voor getijdennatuur. Een oever heeft invloed op de grootte van getijdenzones. Hoe flauwer de oever, hoe meer intergetijdengebied gerealiseerd kan worden. Daarnaast bepaalt het materiaal waarvan de oever gemaakt is of er harde of zachte habitats gecreëerd worden. Verschillende oeverontwerpen leiden tot verschillende habitats. Verschillende habitats trekken weer een andere diversiteit aan soorten. Twee getijdenzones die nu erg beperkt blijven in de Rijnhaven zijn ondiepe onderwaterzones en intergetijdengebied. Uit het onderzoek blijkt dat deze zones in potentie veel soorten kunnen herbergen. Een oever in de Rijnhaven vergroot het oppervlak van deze twee zones. De resultaten laten ook zien dat er meer planten-, macrofauna- en vissoorten zijn die baat hebben bij zachte habitats in plaats van harde habitats.
Het oeverontwerp is van groot belang wanneer we getijdennatuur in Rotterdam willen realiseren!
Wil je meer weten? Neem contact met mij op via LinkedIn, ik beantwoord graag je vragen over het onderzoek!
Sien Snijder, student Earth Sciences aan de Universiteit van Amsterdam