Na de recente overstromingen van de Geul en de Gulp in Zuid-Limburg is duidelijk dat er iets moet gebeuren. Net zoals langs de Grensmaas zou er langs riviertjes zoals de Geul en de Gulp meer natuurlijke ruimte voor het water moeten komen. Om water te bergen en water te vertragen. Dat zorgt niet alleen voor hogere waterveiligheid maar ook voor een prachtig natuurlijk landschap. Het kan, maar het vraagt om bestuurders die knopen durven door te hakken.
Extreem nat, extreem droog
Het is bekend dat extreme nattigheid en extreme droogte verschijnselen zijn waarmee we door klimaatverandering steeds meer te maken krijgen. De klassieke methode is om overtollig hemelwater zo snel mogelijk af te voeren via slootjes, beken en rivieren. De keerzijde hiervan is echter dat stroomafwaarts een kortdurende, extreem hoge waterpiek ontstaat. Bovendien wordt bij een snelle afvoer geen natuurlijke watervoorraad opgebouwd, terwijl zo’n buffer in droge tijden juist nodig is. Soms wordt gesteld dat een snelle afvoer van water noodzakelijk is om ruimte te creëren voor de opvang van een volgende grote bui. Die redenering kan kloppen als de ruimte voor wateropvang véél te klein is. En precies dat is het grote probleem in Zuid-Limburg.
Waterprobleem is ruimtevraagstuk
Te weinig ruimte voor het water leidt bij langdurige regen per definitie tot overlast. Van nature was die ruimte er wel in Zuid-Limburg: in brede beddingen en dalvlaktes, in natuurlijke bosrijke moerasgebieden en in de bodem van de plateaus en de hellingen, waar water infiltreert via diepe poriën - een resultaat van gezond bodemleven. Door intensief landgebruik is deze sponswerking van het landschap op veel plekken verloren gegaan. In bebouwde gebieden verhinderen de verhardingen een goede bodeminfiltratie. Ook in landbouwgebieden met grote akkers, intensief gebruikte graslanden en weinig bomen en struiken, zijn bodemporeusheid en infiltratie vaak niet optimaal. Bovendien dragen greppels en ondergrondse drainagepijpen extra bij aan een versnelde afwatering naar de beken. Zo blijft de waterschade op de (hoger gelegen) gronden misschien wel beperkt, maar in de dalvlakte zoekt een aanzwellende waterstroom des te woester zijn weg.
Cultuurtechniek
Om het waterprobleem in het Zuid-Limburgse heuvelland proberen te tackelen zijn in de afgelopen decennia zo’n 400 relatief kleine waterbekkens (regenwaterbuffers) gebouwd. Het zijn kuilen met een dam erlangs. Ze liggen meestal aan de voet van de hellingen, veelal verspreid in agrarisch gebied. De regenbuffers vangen het overtollige water dat van de helling afkomt, tijdelijk op. Na één of enkele dagen lopen ze weer leeg via een stuwtje dat kan worden opengezet.
Als het veel regent en de bekkens liggen op de ‘juiste’ plek, dan lopen ze helemaal vol en doen ze hun werk. In een extreme situatie zoals in juli waren veel bekkens echter overvol en gutste het water, net zo hard als het erin stroomde, er ook weer uit. Op enkele plekken dreigde een doorweekte dam die het water moest tegenhouden, zelfs te breken.
De vraag of het heuvelland vooral moet inzetten op nóg meer van deze waterbuffers wordt steeds vaker met nee beantwoord. De bekkens zijn weinig fraai en regelmatig liggen ze op de verkeerde plek, waardoor het water erlangs stroomt in plaats van erin. Ook functioneren de regenwaterbuffers maar half als waterbuffer, want ze lopen snel leeg en vangen dus geen droogte, alleen nattigheid op.
Natuurlijke waterberging biedt meer
Het kan ook anders. ARK Natuurontwikkeling pleit voor een natuurlijke aanpak. Het ontwikkelen van natuur die veel water vasthoudt. Deze aanpak vraagt veel meer ruimte dan de technische aanpak, maar het levert per saldo ook veel meer op: veiligheid, minder nat- en minder droogteschade, minder warmtestress, een mooi landschap om te recreëren en te wonen, inkomsten door toerisme en een grotere biodiversiteit. Via deze natuurlijke weg worden meteen ook twee andere dossiers aangepakt, namelijk stikstof en CO2. Door de ontwikkeling van extra natuur kan de stikstofoverlast in kwetsbare natuurgebieden verminderd worden en kan veel koolstof (CO2 uit de lucht) worden vastgelegd in de bodem en in biomassa.
Bosontwikkeling
Een belangrijk onderdeel van deze natuurontwikkeling is bosontwikkeling. Bomen leggen zeer veel koolstof vast, reguleren de temperatuur en zorgen met hun diepe wortels voor diepe poriën. De humuslaag in het bos heeft een uitstekende sponswerking, zorgt voor een rijk bodemleven, dat op zijn beurt weer zorgt voor poreuze bodems. Grote bomen vertragen tevens de val van neerslag. Voordat deze de bodem bereikt, verblijft het water lange tijd op de bladeren, de takken en de stam. Daarnaast hebben bomen en struiken een afremmende werking op stromend water; ruwe vegetatie zorgt voor een vertraagde, over de tijd uitgesmeerde, verlaagde piek.
Beekdalbreed en grensoverschrijdend
De opnamecapaciteit van de bodem en afremming van stromend water zal beekdalbreed verbeterd moeten worden: zowel op de plateaus, als op de hellingen en in het dal. Bovendien moet dit plaatsvinden van bron tot monding. Kortom: in het hele stroomgebied. Omdat het stroomgebied van de Geul grensoverschrijdend is, moet de samenwerking worden gezocht met België en Duitsland. Vooral met België, waar de Geul en de Gulp ontspringen. De bovenstroom zou de benedenstroom moeten helpen. De term aquasolidariteit is hiervoor uitgevonden.
Tussen 2009 en 2013 liep in het Drielandenpark, het grensoverschrijdende landschapspark waar de Geul en Gulp doorheen stromen, het Interreg-project ‘Aquadra’. Aquasolidariteit was het motto van de twaalf pilotprojecten, waarin de overheidsorganisaties (waterbeheerders) uit Vlaanderen, Wallonië, Duitsland en Nederland samenwerkten. Inmiddels zijn we acht jaar verder en hebben de grote overstromingen half juli laten zien dat het werk nog lang niet af is.
Grensoverschrijdende projecten van ARK in het Geuldal en Gulpdal
Ook ARK Natuurontwikkeling ziet het grote belang van de grensoverschrijdende samenwerking en werken vanuit de haarvaten van het watersysteem. Het focust op het realiseren van waterberging door natuurontwikkeling. Daarvoor werkt ARK sinds 2011 samen met partners, zoals natuurorganisaties, overheden en particulieren, aan vier grote projecten in Nederland en België. De financiering hiervoor is afkomstig van de Nationale Postcode Loterij, Provincie Limburg en de EU (POP3waterproject van Europees Landbouw fonds voor Plattelandsontwikkeling). Twee van de vier projecten zijn inmiddels afgerond.
De afgelopen tien jaar hebben we voor deze projecten in het Geuldal en Gulpdal circa 160 hectare landbouwgrond aangekocht (waarvan ongeveer 60 hectare in Wallonië) en omgevormd tot extensief begraasde, deels natte natuur, in zowel België als Nederland. Tevens zijn meer dan 200.000 bomen en struiken aangeplant (struweelhagen, bos, heggen). Uit tientallen hectares grasland zijn drainagebuizen verwijderd, diverse (gekanaliseerde) bronbeken zijn verondiept en verlegd, waardoor natte bronweides zijn ontstaan. Er zijn ook laagten gegraven om water langer vast te houden en op hellingen zijn graften opnieuw gemodelleerd om afstroom van de hellingen te vertragen. Tot 2024 staan nog tal van klimaatadaptatie-maatregelen op stapel, waaronder het uitgraven van een oude meander van de Geul voor extra waterberging.
Deltaplan voor de beken
De projecten van ARK zijn vooral bedoeld als inspirerende voorbeelden waarin natuur- en landschapsontwikkeling mede ten dienste staan aan waterberging in het stroomgebied van de Geul. Er is echter nog veel werk aan de winkel om de kans op grote overstromingen zoals in Valkenburg te verkleinen. Een deltaplan voor de beken is hard nodig.
Een belangrijk gegeven hierbij is dat het Geuldal en Gulpdal in Nederland zeer breed zijn ten opzichte van België. Hoe belangrijk waterberging bovenstrooms en in de haarvaten ook is, grote winst is te behalen in de brede dalvlaktes in eigen land. Naar voorbeeld van de rivieren Maas en Waal, kan door afgraving van de oevers extra ruimte voor het water gecreëerd worden. Bij stijgend water worden nevengeulen en dalvlaktes gevuld. Het water wordt zo geborgen én afgeremd; de hoogwaterpiek wordt afgetopt én vertraagd. Let wel: bij grote hoeveelheden water zoals in juli voorbijkwamen, is het een illusie te denken dat bebouwde gebieden overal en altijd droog gehouden kunnen worden. Maar de scherpste kanten kunnen er wel van worden afgehaald. Bovendien biedt een dergelijke verruiming van de bedding de mogelijkheid om de oevers van de Geul en de Gulp natuurlijker in te richten en te beheren. Niet alleen de natuur op de oevers zal profiteren, ook het waterleven in de beken zélf.
Doorpakken
Op tal van plekken op de oevers van de Geul en de Gulp liggen al kansen, namelijk waar de provincie Limburg, de gemeenten en het Waterschap zélf grondeigenaar zijn. Veel van deze gronden worden nu verpacht voor agrarisch gebruik. Het is een kwestie van prioriteren, maar na de rampzalige overstroming zou duidelijk moeten zijn waar de keuze op hoort te vallen. Door middel van verdere grondaankopen en grondruilen kunnen stap voor stap hele stukken oever ingezet worden voor natuurlijke waterberging. Ook de oevergronden die eigendom zijn van natuurorganisaties zouden een plek kunnen krijgen in het nieuwe masterplan. Een concreet voorbeeld waar op korte termijn al veel kan gebeuren is stroomopwaarts van Valkenburg, tussen het stadje en kasteel Schaloen. Hier hebben natuur- en overheidsorganisaties al een stevige grondpositie. Een prachtig, dynamisch en avontuurlijk wandel- en natuurpark kan hier ruimte bieden voor natuurlijke waterberging.