Op het militaire oefenterrein in de Laurabossen verwoestte het vuur enkele hectares bos. Een paar weken na de brand was de rook verdwenen, maar de geur van verbrand hout niet te ontwijken. Groot is het contrast nu vijf maanden later, frisgroen gras groeit op de bosbodem en tussen verjongde struiken zoemt het van de insecten.
Kort na het drama in de Laurabossen trof een tweede brand het Ringselven bij Budel-Dorplein. Het zeldzame galigaanmoeras ging razendsnel op in de vlammen. Dieren weken uit, het moeras werd stil. Maar ook hier staat na vijf maanden nieuwe begroeiing en klinkt weer de kleine karekiet.
Het lijkt alsof de natuur in één seizoen een meesterzet heeft gedaan. Hoe kan dat? En welke rol speelt rewilding in zo’n snel herstel - én in de bescherming tegen toekomstige natuurbranden?
Natuurlijke brandmuren in de Laurabossen
Begin april, nog maar twee weken na de brand, droegen de Laurabossen nog de littekens van het vuur. Het had gewoed op de plek waar een grove dennenbos overging in een open, begraasd terrein. Langs de rand tekenden sporen in het zand en platgedrukt gras de plekken waar de brandweer met water en brandzwepen het vuur had bestreden - een strijd die zij niet alleen hadden gevoerd. De natuur zelf had meegevochten.
In KempenBroek werken ARK Rewilding Nederland, Natuurmonumenten en andere partners al jaren aan het herstel van de natuurlijke waterhuishouding. Zo zijn in de Laurabossen al in 2019 maatregelen genomen om het gebied te vernatten door onder andere het dempen of verondiepen van sloten. Die nieuwe natuur had zich nu ontpopt tot een onverwachte bondgenoot: brede natte sloten, glinsterende poelen en zompige stukken vormen natuurlijke barrières voor de vlammen. De kletsnatte bodem omarmde beschermend de wortels van struiken; alleen dor gras, struikheide en de bovenste strooisellaag hadden vlamgevat.

En dan zijn er de grote grazers. Niet ver weg trekken runderen rustig door het terrein, hun snuiten diep in het gras. Met ieder hapje houden zij de vegetatie kort en voorkomen zo de opeenhoping van droog, brandbaar materiaal. Zonder het te weten vervullen zij een subtiele, maar cruciale rol in het behoud van het landschap. Dit idee wint aan kracht, ook in andere landen. In Spanje bijvoorbeeld worden verwilderde paarden ingezet om ondergroei kort te houden, wat de kans op natuurbranden daar flink heeft verkleind.
De brand heeft hier duidelijk laten zien hoe waardevol deze rewildingmaatregelen zijn: het vuur was minder intens, de schade bleef beperkt en het herstel ging verrassend snel.
Van zwartgeblakerd naar groen
In de Laurabossen prikten twee weken na de brand de eerste grassprieten al door de zwartgeblakerde bodem. Op een verkoolde tak streek een blauwborst neer en begon te zingen alsof hij het startschot gaf voor een nieuw hoofdstuk in dit stukje bos.

De meeste hogere bomen hadden de brand redelijk goed doorstaan - veel stammen waren slechts geschroeid, stille getuigen van het vuur dat voorbij was geraasd. De bomen die het niet hadden overleefd, zouden uiteindelijk voedsel en leefgebied bieden voor andere soorten, een natuurlijk proces van opbouw en verval.
De littekens van de brand zijn vijf maanden later veel minder zichtbaar. Op de verbrande heide schieten nieuwe loten uit onder de zwartgeblakerde heidestruiken en de paarse knopjes staan op het punt de heide weer in bloei te zetten.

In het natte deel hebben gagelstruiken het vuur doorstaan dankzij hun ondergrondse wortelkluiten, gevoed door de hoge waterstand. Vanuit die verborgen basis groeien frisse scheuten uit tot nieuwe struiken.
Aan de rand van het bosperceel peutert een groene specht insecten los uit de verbrande stammen - insecten die geen kans hadden gehad zich te ontwikkelen als de bomen niet aan het aftakelen waren. Zo keert het leven terug, laag voor laag, in een landschap dat vijf maanden eerder nog stil en zwart was.

Kwetsbaar moeras, verrassend veerkrachtig
De tweede brand bij het Ringselven in Budel-Dorplein trof een heel ander, bijzonder kwetsbaar ecosysteem: de galigaanmoerassen. Dit gebied is een belangrijke groeiplaats voor galigaan - een zeldzame plant die hier floreert dankzij het kalkrijke, voedselarme kwelwater dat via de Maas en Zuid-Willemsvaart in het Ringselven opborrelt. Ook het beheer door Natuurmonumenten zorgt ervoor dat het moeras niet uitdroogt of dichtgroeit. Dat deze plant zich kan handhaven vlak bij een oude zinkfabriek - waar vroeger zware metalen in de bodem terechtkwamen - is bijna een wonder. Waarschijnlijk is het dankzij de constante toevoer van basenrijk water en de zorg van de natuurbeheerders dat de galigaan hier nog steeds groeit.
Het moeras lag er begin april kwetsbaar bij, een thuis voor vogels als de roerdomp die vaak al in maart begint met het bouwen van zijn nest. Toch viel de schade uiteindelijk mee. De wortelstokken van de galigaan zaten diep genoeg in de natte bodem om de hitte te overleven. Daar konden de vlammen hen niet bereiken. Al snel braken nieuwe groene scheuten door het verbrande riet.
Boven het water klonk opnieuw de lage, resonerende hoemp van de roerdomp. Meerdere mannetjes lieten zich horen, en in het broedseizoen keerden hun silhouetten terug tussen de rietkragen.
Het lijkt erop dat dit broedseizoen voor de roerdompen niet verloren is gegaan. Jos van Weegberg bezoekt het Ringselven graag om te fotograferen en te vissen. Als oud-brandweerman kon hij zich de brand begin april nog goed herinneren: “Na de winter is het galigaan dor en voelt aan als papier, de brand kon zich daardoor snel verspreiden. De brand doofde bijna net zo snel als gekomen: zodra de ‘brandstof’ op was ging het vuur uit. Door de natte moerasbodem kon het vuur niet de bodem in sluipen zoals we bij een veenbrand vaak zien”.
Na de brand sprak hij met vissers die in het moeras waren gaan kijken, van dode roerdompen en andere dieren was niets te vinden. “Die roerdompen heb ik dit voorjaar niet minder dan in andere jaren gehoord. Ze zijn misschien een stukje verderop gaan broeden, maar de brand lijkt de populatie niet te hebben aangetast”. Inmiddels is het moeras weer dicht begroeid, en wie het nu bezoekt, ziet nauwelijks sporen van de brand. De galigaan is vanuit de zwarte stompjes uitgeschoten en staat weer volop in bloei.

Natuurbranden als kans?
Een natuurbrand is een tragedie voor langzaam bewegende dieren of broedende vogels. Toch bieden deze verstoringen ook ecologische kansen. Zo blijkt uit onderzoek dat boomleeuweriken - broedvogels van open heide - sterk profiteren van recent verbrande terreinen, waar zij meer broedgelegenheid vinden.
Andere soorten, zoals de zandhagedis en spechten, maken dankbaar gebruik van de nieuwe situatie. De een profiteert van warme, kale zandbodems, de ander van dood hout vol insectenlarven.
Planten zoals wilgenroosje ontkiemen massaal in verstoorde, zonnige grond - een eerste stap richting vegetatieherstel. Voorwaarde is wel dat gebieden verbonden zijn met omliggende natuur. Alleen dan kunnen soorten terugkeren naar hun oorspronkelijke leefgebied. Rewilding - met aandacht voor natuurlijke processen en landschapsverbindingen - biedt hierbij uitkomst.
Rewilding is meer dan een herstelstrategie - het is onze natuurlijke bondgenoot in een veranderend klimaat.
Door natuurlijke waterbuffers te herstellen, grazers in te zetten en ruimte te geven aan variatie in vegetatie, ontstaat een landschap dat niet alleen snel herstelt van een natuurbrand, maar ook weerstand biedt tegen het vuur.
De branden in KempenBroek bewijzen dat deze aanpak werkt: het vuur bleef beperkt, het herstel was snel, en er ontstonden zelfs nieuwe kansen voor biodiversiteit.
Waar vuur woedde, bloeit nu nieuw leven. Soms hoeven we de natuur niet te redden - we moeten haar vooral durven vertrouwen.