In Gelderland, Noord-Brabant, Limburg en grensoverschrijdend in het Interreg-gebied (langs de Rijn tot aan Düsseldorf) wordt gewerkt aan de terugkeer van de otter langs de rivieren. Dit in navolging van de succesvolle herintroductie in Overijssel en Friesland. In de afgelopen decennia is de waterkwaliteit van beken en rivieren fors verbeterd en is natuur in uiterwaarden en beekdalen hersteld.
bergafwaarts...
Otters halen hun voedsel hoofdzakelijk uit het water. Dat is ze de vorige eeuw noodlottig geworden. Toen werden grote hoeveelheden vervuilende stoffen in het water geloosd via ongezuiverd afvalwater. Ook giftige bestrijdingsmiddelen zorgden voor ernstige waterverontreiniging. Dit ging ten koste van het waterleven en de otter. Otters staan namelijk als roofdier aan het einde van de voedselketen. Ze leven van dieren die weer van kleinere dieren leven enzovoort, tot aan de allerkleinste waterbewoners. De otter krijgt daardoor binnen wat zijn prooidieren aten, inclusief de gifstoffen. Het gif stapelt zich op in de organen en vetlaag en dat schaadt zijn gezondheid en vruchtbaarheid. Daarnaast eiste het verkeer veel slachtoffers. Waarschijnlijk is in 1988 de laatste otter in Nederland door een auto overreden.
... en weer op
Gelukkig is sinds de jaren ’80 en ‘90 de waterkwaliteit van de grote rivieren en beken sterk verbeterd. Een belangrijke impuls sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water. Deze zorgt ervoor dat de verantwoordelijke autoriteiten maatregelen nemen om de hoge gehaltes aan bestrijdingsmiddelen en nutriënten in het water te verlagen. De terugkeer van de otter staat dan ook symbool voor het succes van deze maatregelen. De visstand in beken en rivieren is inmiddels flink verbeterd. Dat is mede te danken aan de bouw van vistrappen in rivieren en beken, waardoor barrières voor vismigratie zijn geslecht. Bovendien zijn door de aanleg van nevengeulen ten behoeve van hoogwaterbescherming langs de Rijntakken, goede paaiplaatsen ontstaan. De otter profiteert van het toegenomen voedselaanbod.
Ook de oevers hebben een flinke opknapbeurt ondergaan, of worden binnenkort aangepakt. Tal van planten en dieren profiteren van deze grootschalige natuurontwikkeling in beekdalen en uiterwaarden. Deze liggen nu gereed om de eerste otters een warm welkom te bieden.
come-back
De otter is in Nederland bezig met een heuse comeback. Dit is te danken aan herintroducties vanaf 2002 in de laagveenmoerassen in de Kop van Overijssel en Zuidoost-Friesland. Momenteel is er sprake van een kleine, maar groeiende populatie. Het huidige leefgebied raakt inmiddels vol en de dieren gaan vanuit de drie uitzetgebieden - Wieden, Weerribben en Rottige Meente - op zoek naar nieuwe territoria. Ook in de ruime omgeving beginnen zich nu dieren te vestigen. Bijzonder is de vestiging van otters in het Groene Hart en in de Gelderse Poort en solitaire dieren in Limburg en Noord-Brabant, gebieden ver weg van het belangrijkste leefgebied.
Maar de genetische basis is klein en dus is een dreigend probleem de kans op inteelt. Om dit inteeltprobleem op te lossen adviseerde onderzoeksinstituut Wageningen Environmental Research (Alterra) om niet-verwante otters bij te plaatsen buiten het bestaande kerngebied in de Kop van Overijssel en omgeving. Aan de rand van het leefgebied in de Gelderse Poort zijn reeds enkele otters bijgeplaatst. Om een goede en veilige uitwisseling tussen de otterpopulaties in Nederland en Duitsland te creëren is het zaak de leefgebieden te optimaliseren maar ook de verbindingen tussen deze gebieden veilig te maken voor veel migrerende dieren.
Leefwijze
Otters zijn echte waterdieren, die vooral leven in oeverzones. Ze zijn voornamelijk 's nachts actief, maar soms ook overdag, zeker in rustige gebieden. De otter kan uitstekend zwemmen en duiken; hij kan zelfs tot vier minuten onder water blijven!
Otters leven solitair, uitgezonderd de vrouwtjes met jongen. De informatie-uitwisseling onderling gaat via geursporen in de uitwerpselen (spraints). Die worden daarom op opvallende plekken langs de oevers gedeponeerd. Zo weten ze of een plek al bezet is en door wie. De otter eet voornamelijk kleine witvis, maar ook baars, snoek, paling en karper. Hij eet ook amfibieën, watervogels, ratten, kreeften, mosselen en grotere insecten, in feite alles wat hij in en rond het water aantreft. In helder water spoort de otter zijn prooi met zijn ogen op. In troebel water schakelt de otter over op zijn snorharen, waarmee hij de bewegingen van vissen in het water kan voelen.
Ofschoon otters een reputatie hebben als waterbewoner, zijn ze gewend ‘s nachts grote afstanden (vele kilometers) lopend af te leggen langs de oevers. Glad gemaaide oevers mijden ze liever. Dekking in de vorm van riet, ruigte of struweel hebben ze nodig om in te rusten en zich terug te trekken, maar ook om zich door te verplaatsen. Voor de otter is ecologisch herstel van de beek- en rivieroevers dan ook net zo belangrijk als het herstel van de wateren.